Verhaal Dé Dag
Gisteren had ik eindelijk de ‘bonus’. Terwijl ik er op de heenweg langs reed dacht ik er al aan; dit wordt de dag dat het me gaat lukken. Niets dat me er nog van weerhoudt. In prachtige letters stond er geschreven dat er voor €3,50 Walnüsse te koop waren.
Maar uiteraard had ik, zoals gewoonlijk, geen cash op zak en vragen bij een boerderij of ze een pinbetaling konden doen, zou een lachertje zijn. Zeker hier in Niel, het dorpje dat op het grensgebied ligt van Nederland en Duitsland, behorend bij de Niederrhein. Ik groeide op aan de Nederlandse zijde, aan de Rijn, maar keek elke dag uit op de landerijen van de grote boer die net op de scheidslijn van de grens woonde.
Net zoals afgelopen keer, draaide ik mijn hoofd naar rechts om te kijken of er wat was veranderd. Het bankje stond er nog, de kleur van het mos was nog steeds die van kerrie groen, maar de schaal met ingekerfde blaadjes was weg.
Maanden ervoor was ik bij deze boerderij, echt een Hof, gestopt met mijn auto om een foto van het bankje en schaal te nemen, zo mooi vond ik de compositie. Vanuit de boerderij gezien, loopt de regionale weg direct langs de achterkant van dit pand. Als je de deur iets te enthousiast open maakt, raak je de muur met gemak aan. Maar dat wil je niet, niet voor je auto, maar ook niet voor de muur.
Al mijn hele leven zie ik de blinde muur van deze achterkant en heb ik evenzoveel gedachtes en fantasieën. Mijn moeder was een geweldige verhalenverteller en liet deze muur het decor zijn van het verhaaltje voordat ik ging slapen. Geen dag ging er voorbij of de hoofdpersonen uit het slaapverhaaltje bereikten ook deze boerderij, dus ook de muur. Mijn vader wist te vertellen dat de boerderij een keer brandde, maar dat de muur overeind gebleven was. Nu zou je kunnen zeggen dat fantasie onuitputtelijk en dus lekker voor je hoofd is, maar bij mij zit er waarschijnlijk een houdbaarheidsdatum op. Gisteren verstreek deze, de nieuwsgierigheid overwon het.
Tien euro zou ik pinnen bij een geldautomaat in mijn geboortedorp; het bedrag voor zeker twee kilo walnoten. Dat de geldautomaat alleen ING pasjes accepteerde, deed me één appel kopen in de supermarkt. Dan zou ik er tien euro bij vragen bij de cassière waarvan ik het gezicht vaag uit mijn jeugd kon herinneren. Normaal maak ik een beleefd praatje, maar gisteren liep ik rechtstreeks naar mijn auto. Het tientje brandde in mijn broekzak. Binnen 10 minuten stond ik weer bij de Hof en sloeg bij de muur links af. Ik reed het erf op; eindelijk was ik er! Ik was er! Even twijfelde ik of ik alles zou fotograferen wat ik zag; de eendenpoel, nog een muur, de tuin, de notenboom, het uitzicht. Maar dat zou raar overkomen als iemand me vanuit binnen zou zien aankomen. Laat staan dat ik zou juichen dat ik ‘er was’.
De voorkant van de boerderij, míjn achterkant, deed me ook weer twijfelen. De rieten stoel met uitzicht op de akker nodigde me gewoon uit. Zoveel gastvrijheid van een erf, hoe bizar is dat om te ervaren. Ik vond nog steeds dat dat niet kon en een indringer wilde ik zeker niet zijn. Ik hoorde tegen mezelf zeggen; benimm dich mal /gedraag je!
Een klingelbel, zo een die je moet uittrekken en die na één seconde op het gietijzer een rinkelend geluid maakt, was op ooghoogte in de deur gemaakt.
Ik kon al naar binnen kijken; voyeur die ik was.
Het duurde even voordat de vrouw verscheen. Ik zei dat ik voor € 10 graag walnoten wilde kopen. Gerne! En gaf me drie zakken, waarop ze met stift “bio” of "3,50"geschreven had.
Ik had “dag en dank u“ kunnen zeggen, maar ik bleef staan, waarschijnlijk gaf ik signalen dat ik niet weg wilde. En wat ik nooit kon bevroeden, gebeurde. Zij nodigde me uit en vroeg of ik misschien thee wilde; eigenlijk was dat alles wat ik wilde, maar eigenlijk voelde het toch wel vreemd.
Al mijn sensoren stonden aan toen ik naar binnen ging; een prachtige tegelvloer met allemaal patronen in blauw, wit en bruin. De grote houten tafel met acht stoelen erom heen, de houten objecten tegen de muur, het olieverf schilderij met bloemen en de cacao kleur van de muur nam ik in me op. Ik keek uit op de akker en hoorde eigenlijk niets meer. ‘ik ben er’.
De muur had mij geroepen; de boerderij had mij geroepen. Maar meer nog de walnotenboom had mij geroepen. De boom die er al meer dan 125 jaar stond en elk jaar weer noten zou afwerpen in de hoop dat er nieuwsgierige mensen zouden komen. Mijn gedachten dwaalden af naar hoe het meer dan 125 jaar geleden geweest zou zijn om hier te zitten. En wie ik dan tegen gekomen zou zijn.
Het kleine, design theepotje was leeg. Nog steeds was de dame een beetje overrompeld over dat ze me had toegelaten in haar boerderij, denk ik. Maar goed, wie een bord neerzet, kan passanten verwachten. Vandaag was ik dat. De een is van nature uitbundig, de ander iets meer ingetogen. Gisteren was ik uitbundig in mijn hoofd en ingetogen in mijn gesprek. De dame wellicht dubbel ingetogen. Dat is mooi van ontmoetingen.
Ik vroeg haar om toestemming om een foto van binnenuit naar buiten te nemen; temeer omdat ik altijd van buiten naar binnen droomde. Zij stemde toe.