Het dakterras op de Van Baerle was aan het begin van deze zomeravond toch helemaal vol?, prevel ik in mezelf. Ik kijk eens om mij heen en ik word inderdaad bevestigd; het zitgedeelte rondom mij is leeg. Naast mij staan een aantal lege karaffen jus d'orange en een bijna lege fles wodka. Ik zal niet zeggen dat het nog behendig gaat, maar met gemak leeg ik het laatste beetje in mijn glas.
Time to go vinden de laatst overgeblevenen. Zelfs mijn allerliefste is uitgeweken naar een rustiger gedeelte in het huis; hij is het gebabbel van zijn 'dronkenmansje' al ruim een uur zat en wil graag de nachttrein naar Utrecht halen. Hij escorteert mij naar de dichtstbijzijnde tramhalte en gaat niet in op mijn herhaaldelijk verzoek om 'zerug moetn naar het dasterras'. Gelukkig komt de nachttram al snel en zoeven we linea recta richting het centrum van Amsterdam. Dat lijkt goed te gaan, maar de flinke bochten in combinatie met de zomerwarmte werken het euforische gevoel tegen. Was ik op het dakterras nogal overduidelijk aanwezig, in de tram word ik met de seconde stiller. Ik visualiseer dat ik groen word en ik baal dat ik zoveel gedronken heb.
Gedwee stap ik op het Centraal Station van Amsterdam uit en als een oude dame schuifel ik samen met mijn allerliefste naar het perron. Het schrikbeeld van een ongepland bezoek aan het smerigste treintoilet van heel Nederland, van heel Europa, komt naar boven en ik wil er alles aan doen om dat toch niet te laten gebeuren gedurende de 25 minuten durende treinrit.
De kater is in aantocht, ik voel het. Hij kijkt mij met priemende ogen aan en geeft me wat porren en krabben op mijn hoofd, klaar om toe te slaan. Ik vrees de komende minuten, uren en de komende dag.
Ik was toch niet in een draaimolen vandaag?
(Wodka- verse jus in 2024 helemaal prima, maar maximaal 2 en véél water, afraid voor de hangover. Ervaringen uit het verleden bieden een garantie voor de toekomst.
Ik kan niet meer herinneren of ik het treintoilet gebruikt heb. Mijn allerliefste zwijgt over die zwarte avond.)